Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Haverschmidt F. (1957) Notes on the Cattle Egret in Surinam. ARDEA 45 (3-4): 168-176
De nominaatvorm van de Koereiger (Ardeola i. ibis) heeft zich in het westelijk halfrond gevestigd en is thans in Zuid Amerika bekend van Bolivia, Peru, Suriname, British Guiana, Venezuela, Colombia en van een aantal eilanden in de Caribische Zee, alsmede in Midden Amerika en van verschillende plaatsen in Noord Amerika. De uitbreiding gaat blijkbaar gestadig voort, daar voortdurend nieuwe waarnemingen bekend worden. Wanneer de 500rt in de Nieuwe Wereld verschenen is, blijft evenwel een raadsel. Reeds tussen 1877 en 1882 zou hij in het Corantijngebied in oostelijk British Guiana en het aangrenzend deel van Suriname zijn waargenomen, hoewel deze opgaven niet geheel zeker lijken. In ieder geval is hij in 1944 in Suriname waargenomen en was in 1946 op enkele plaatsen talrijk. In Suriname is de Koereiger thans van drie verschillende gebieden in de kuststreek bekend: 1. Het District Nickerie in het westen des lands begrensd door de Corantijnrivier, de Nannikreek en de Nickerierivier, waar thans duizenden vogels in de veeweiden voorkomen en waar de soort sinds 1946 sterk in aantal is toegenomen. 2. Het District Coranie waar enkele vogels zijn waargenomen. 3. Het gebied aan weerszijden van de Surinamerivier met Paramaribo als middelpunt, waar hij sinds 1949 in aantal is verminderd. In dit gebied komt hij slechts voor van oktober tot mei in tegenstelling met Nickerie waar hij gedurende het gehele jaar aanwezig is. Een grote slaapplaats van Koereigers bevindt zich in de bosjes langs de rechteroever van de Nickerierivier juist tegenover Nieuw Nickerie, waar elke namiddag de vogels uit het district samenkomen om te overnachten. Op 12 juni 1953 telde ik hier 1825 'vogels en op 10 juni 1956 5576 Koereigers. Ook enkele andere reigersoorten overnachten op dezelfde plaats o.a. de Grote Zilverreiger (Egretta alba) waarvan op 10 juni 1956 465 stuks werden geteld. De Koereiger is voor zijn voedselgebieden voornamelijk aangewezen op veeweiden, waar hij in kleine groepjes bij het grazende vee rondloopt en de opgejaagde dieren (hoofdzakelijk sprinkhanen) oppikt. De maaginhoud van twee verzamelde exemplaren bestond uit sprinkhanen, libellenlarven, waterwantsen, keverlarven en steekvliegen. De Koereiger broedt niet in de reigerkolonies in de mangraven langs de kust. Vermoed wordt dat de duizenden vogels in Nickerie nestelen in de uitgestrekte moerassen langs de Nannikreek. In 1957 werd voor het eerst het broeden vastgesteld in de grote slaapplaats langs de Nickerierivier waar in mei en juni een aantal nesten was betrakken en jongen werden grootgebracht.


[close window] [previous abstract] [next abstract]