Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Sasvari L. & Hegyi Z. (2001) Condition-dependent parental effort and reproductive performance in the White Stork Ciconia ciconia. ARDEA 89 (2): 281-291
Het verband tussen de kwaliteit van oudervogels en hun broedsucces is al bij veel vogelsoorten onderzocht, maar tot dusverre niet bij ooievaars en verwanten. In het hier beschreven onderzoek wordt verondersteld dat er een direct verband bestaat tussen de conditie (gemeten als het lichaamsgewicht) van Ooievaars Ciconia ciconia bij aanvang van het broedseizoen en zowel de mate van geleverde broedzorg als het uiteindelijke broedsucces. Om dit verband aan te tonen werden in een Hongaarse populatie in het Nationale Park Kiskunsag (50 km ten zuiden van Boedapest) tussen 1992 en 1997 elk jaar van negen tot twaalf broedparen de broedzorg en de conditie van ouders en jongen bestudeerd. Er werden aanzienlijke verschillen in broedzorg tussen beide partners gevonden: wijfjes spendeerden veel meer tijd aan broeden dan mannetjes, maar mannetjes compenseerden dit wanneer hun partner (noodgedwongen) minder aandacht voor het legsel had. Mannetjes voerden altijd veel meer voedsel aan dan wijfjes en spendeerden meer tijd aan de bewaking van het nest. Inderdaad werden verschillen in broedzorg gevonden tussen vogels van verschillende conditie: zware wijfjes (verondersteld in een relatief goede conditie te zijn) legden meer eieren en besteedden meer tijd aan het bebroeden daarvan dan lichte wijfjes; zowel zware mannetjes als zware wijfjes brachten meer voedsel aan voor de jongen dan lichte individuen. Er bestond een positief verband tussen broedzorg en voedselaanvoer en daarmee tussen dit verband en de overleving van de laatst uitgekomen jongen, maar er was geen verband met het uitkomstsucces van de eieren. Lichte ouders brachten een klein aantal jongen groot, maar hun kuikens waren relatief zwaar, terwijl zware ouders grotere legsels verzorgden en grootbrachten, maar hun kuikens waren lichter. In broedseizoenen met veel koude dagen produceerden alle Ooievaars minder jongen, maar de uitvliegende kuikens hadden een hoger lichaamsgewicht dan in milde jaren. Het lichaamsgewicht van beide ouders nam toe gedurende de broedtijd, waaruit afgeleid kan worden dat de Ooievaars hun eigen overleving en daarmee hun toekomstig broedsucces niet in de waagschaal stelden. De periode tussen het uitvliegen en de wegtrek is kort, zodat de tijd benodigd voor het voldoende opvetten van de oudervogels nog tijdens de jongenzorg een aanvang moest nemen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]