Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Perdeck A.C. (1985) Methods of predicting fat reserves in the Coot. ARDEA 73 (2): 139-146
Dit onderzoek handelt over methoden voor het bepalen van het vetgehalte van levende vogels. Een mogelijkheid is om bij een aantal gedode vogels (de brongroep) het verband te bepalen tussen het vetvrij vers gewicht en een of meer maten, b.v. vleugellengte. Met behulp van het gevonden verband kan nu van een levende vogel uit de lichaamsmaten het vetvrij gewicht geschat worden. Door dit af te trekken van het gewicht van de vogel vindt men het geschatte gewicht van het vet. Ter controle is de methode toegepast op een aantal niet tot de brongroep behorende gedode dieren (de testgroep), en zijn de uitkomsten vergeleken met de werkelijke hoeveelheid vet van deze dieren. In plaats van de absolute hoeveelheid vet zal men in de praktijk dikwijls werken met de relatieve hoeveelheid vet omdat grote individuen nu eenmaal meer vet kunnen bevatten dan kleine. Als relatieve maat is genomen het gewicht van het vet gedeeld door het vetvrije gewicht (vetindex). In plaats van het vetvrije gewicht kan ook het vet of de vetgraad geschat worden uit lichaamsmaten en vers gewicht, en ook kan het vetvrije verse gewicht vervangen worden door het vetvrije droge gewicht. Hiervoor zijn er een aantal verschillende manieren die gebruikt kunnen worden om uiteindelijk de vetgraad of de hoeveelheid vet te bepalen in levende vogels waarvan de bewuste lichaamsmaten en het versgewicht bekend zijn. Deze methoden zijn toegepast op 93 geschoten Meerkoeten, verdeeld in een brongroep van 73 en een testgroep van 20 vogels. Zelfs bij de beste methode bleek de fout die gemaakt wordt bij een voorspelling nog groot te zijn (gemiddeld 57% van de werkelijke vetgraad). Ter vergelijking zijn gegevens van de Fuut en de Bonte Strandloper op dezelfde manier bewerkt. Ook bij deze soorten bleek de fout in de voorspellingen groot te zijn. In het algemeen lijken de onderzoekers die deze methoden gebruiken een te optimistische indruk van de nauwkeurigheid te hebben. Dit lijkt veroorzaakt te zijn doordat geen onafhankelijke controle met testdieren is toegepast. Toepassing op groepen in plaats van op individuen biedt wellicht meer mogelijkheden. Er is behoefte aan meer betrouwbare methoden, waarvan de soortelijk-gewicht-methode waarschijnlijk een goede kandidaat is.


[close window] [previous abstract] [next abstract]