Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Schipper W.J.A., Buurma L.S. & Bossenbroek P. (1975) Comparative study of hunting behaviour of wintering Hen Harriers Circus cyaneus and Marsh Harriers Circus aeruginosus. ARDEA 63 (1-2): 1-29
De jacht van overwinterende Blauwe Kiekendieven Circus cyaneus (afgekort als C.c.) en Bruine Kiekendieven Circus aeruginosus (afgekort als C.a.) werd bestudeerd in Flevoland en in de Camargue (Frankrijk), zie Tabel 1. De resultaten worden vergeleken met die over het voedsel in voorjaar en winter (Schipper 1973b). Het onderzoek cis vooral gericht op vragen betreffende interspecifieke en seksuele differentiatie. De jachtbiotoopkeuze bleek samen te hangen met de gevolgde jachtmethoden, die vooral het verrassen van de prooi beogen. Het verrassingseffect van de ontmoeting predator-prooi zou kunnen worden bepaald door vegetatie en terreinstructuur, vliegsnelheid en vlieghoogte van de kiekendief en de opvallendheid en de wendbaarheid van de predator en zijn prooi. Bij beide soorten werd bovendien in veldmuizenrijke gebieden Z.g. grondjacht waargenomen. Enkele der genoemde jachteigenschappen bleken bennvloed te worden door windsnelheid en windrichting t.o.v. de vliegrichting. Boven hogere vegetaties werd evenredig hoger gevlogen, vermoedelijk om voldoende inzicht in de vegetatie te behouden. Vooral C.c. ??; (= adulte ??richtten hun jachtwijze op een zo groot mogelijk verrassingseffect in tegenstelling tot C.a. ?? (= vogels in ? kleed), die vaker de hoge en meer gestructureerde vegetaties afzochten (zie Tabel 7). Daar C.c. ??van de onderzochte soorten en seksen de lichtste onderzijde hebben en C.a. ?? de donkerste, worden de verschillen in verrassingseffect, voor zover die te maken hebben met de opvallendheid van de onderzijde, nog versterkt door de genoemde verschillen in jachtwijze. De interspecifieke en seksuele verschillen zijn aldus maximaal tussen C.c. ?? en C.a. ??, terwijl C.c. ??en C.a. ??een tussenpositie innemen. De gevonden verschillen sluiten aan (1) bij conclusies van Nieboer (1973), die op grond van het vliegapparaat C.c. wendbaarder beschouwde dan C.a., en ?? wendbaarder dan ??, en (2) bij conclusies naar aanleiding van de voedselsamenstelling in het broedseizoen (Schipper 1973b). De interspecifieke en seksuele verschillen in wendbaarheid kunnen bepaalde verschillen in trekgewoonten tussen C.c. en C.a. en tussen ??en ??verklaren. . Bij sympatrisch broedende kiekendieven kan de betekenis van de seksuele groottedimorfie, waarbij het ?de kleinste sekse is, alleen worden begrepen, uitgaande van verschillen in grootte en wendbaarheid van de prooi, van de taakverdeling van ? en ? in de broedtijd, alsmede van verschillen in broedtijd en in keuze en uitgestrektheid van de jachtbiotoop.


[close window] [previous abstract] [next abstract]