Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Voous K.H. & Wattel J. (1963) Distribution and migration of the Greater Shearwater. ARDEA 51 (2-4): 143-157
Verspreiding en trek van de Grote Pijlstormvogel. De Grote Pijlstormvogel (Puffinus gravis) behoort in meer dan een opzicht tot de merkwaardigste zeevogels van de Atlantische Oceaan. Hoewel hij het kleinste broedgebied heeft, worden niettemin zijn aantallen nauwelijks door enige andere Atlantische zeevogel overtroffen. Een andere merkwaardigheid is, dat zijn broedplaatsen ver ten zuiden van de evenaar zijn gelegen, terwijl hij in bepaalde tijden van het jaar juist in de noordelijke Atlantische Oceaan tot de talrijkste zeevogels behoort. De Grote Pijlstormvogel broedt op de eilanden van de Tristan da Cunha groep en op Gough Eiland, respectievelijk op ongeveer 37¦ en 40¦ zuiderbreedte. Het broedvogelbestand werd door Rowan (1952) op 2 miljoen paren geschat, met ongeveer een gelijk aantal niet broedende individuen. De Grote Pijlstormvogels brengen de zuidelijke winter door in de noordelijke Atlantische Oceaan, noordelijk tot aan de westkust van Groenland. Om daar te komen vertonen zij belangwekkende trekbewegingen, welke ten dele reeds door Hagen (1952) zijn beschreven. In het bovenstaande artikel worden nieuwe en niet eerder gepubliceerde waarnemingen van deze soort beschreven, voornamelijk verricht door Nederlandse zeevarenden en reizende ornithologen. Het voornaamste doel van dit artikel is om een samenhang vast te stellen tussen de pelagische verspreiding (verspreiding in open zee) van de Grote Pijlstormvogel en de biologische bijzonderheden van het oppervlakte water van de Atlantische Oceaan. Op de bijgaande kaarten (Figuren 1-5) zijn daarom de gebieden met meer of minder eutroof (voedselrijk) oppervlakte water aangegeven volgens Hentschel (1942). Voor de meer algemeen bekende verspreiding van de soort in de noordelijke Atlantische Oceaan werden gegevens geput uit publicaties van Wynne-Edwards (1935) en Rankin & Duffy (1948). Wanneer men de kaarten beschouwt, valt het op, hoe de pelagische verspreiding van de Grote Pijlstormvogel in zomer en winter met de gebieden van eutrofe oppervlakte wateren samenvalt. Op het zuidelijk halfrond strekt het verspreidingsgebied zich tot ver in de subantarctische wateren uit, terwijl op het noordelijk halfrond het verspreidingsgebied direct noordelijk van het warme water van de Noord-Atlantische Drift is gelegen. Gedurende zijn noordwaarts gerichte trek haast de Grote Pijlstormvogel zich klaarblijkelijk met grote snelheid door de voedselarme zones van de tropische Atlantische Oceaan, waarbij hij een trekpatroon vertoont, dat in grote trekken met dat van de Pacifische Pijlstormvogel (Puffinus tenuirostris) vergelijkbaar is. De Figuren 2-4 geven beelden van driemaandelijkse verspreiding weer.


[close window] [previous abstract] [next abstract]