Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Dierschke V. (1998) High profit at high risk for juvenile Dunlins Calidris alpina stopping over at helgoland (German Bight). ARDEA 86 (1): 59-69
Na de broedtijd foerageren veer arctische steltlopers in de grote Europese estuariene gebieden tijdens tussenstops op weg naar verder zuidelijk gelegen overwinteringgebieden. Sommige soorten vliegen enkele duizenden kilometers aan een stuk om van het ene gebied in het andere te komen, andere maken gebruik van een groot aantal tussenstations om weer op krachten te komen. Bij de keuze van tussenstations zijn het voedselaanbod en het risico om ten prooi te vallen aan een roofvogel belangrijke criteria. Het eiland Helgoland in de Duitse Bocht staat niet bekend als een tussenstation voor trekkende steltlopers. Toch blijken hier jaarlijks tijdens de najaarstrek flinke aantallen Bonte Strandlopers terecht te komen, die ter plaatse gebruik maken van het rijke aanbod aan larven van strandvliegen (Coelopa frigida) in droogvallende zeewiervelden. Op Helgoland worden vrijwel uitsluitend juveniele Bonte Strandlopers gezien en in dit artikel wordt onderzocht of het kennelijke vermijden van Helgoland door oudere vogels te wijten is aan een (te) gering voedselaanbod of aan het risico om aan een roofvogel ten prooi te vallen. Uit het vangen, wegen, merken en eventueel terugvangen van Bonte Strandlopers op Helgoland bleek dat de meeste vogels maar 4-5 dagen op het eiland aanwezig waren. In die tijd wisten de vogels een gewicht van ongeveer 60 g (waarvan 20 g vet) op te bouwen. Met zo'n vertrekgewicht zouden deze strandlopers alle bekende West-Europese overwinteringgebieden gemakkelijk kunnen bereiken. Opvallend genoeg bouwden de vogels niet nog grotere reserves op, ofschoon de gevonden snelheid van 'opvetten' van Bonte Strandlopers op Helgoland behoort tot de hoogste waarden die bij deze soort zijn gevonden (Tabel 6). De talrijke (doortrekkende) roofvogels op Helgoland maakten dat individuele Bonte Strandlopers hier een veer grotere kans liepen om door een predator te worden gepakt dan hun soortgenoten op meer open en uitgestrekte gebieden zoals in de Waddenzee en in het Oostzeegebied (Tabel 4). Het rijke voedselaanbod op Helgoland compenseerde het risico in die zin, dat de benodigde foerageertijd drastisch kon worden bekort. Frequente verstoringen door wandelaars maakten echter dat ook dit voordeel weer ongedaan. Helgoland mag daarom worden beschouwd als een tussenstation met een rijke, maar uiterst riskante dis. De volwassen vogels kiezen klaarblijkelijk voor veiligheid.


[close window] [previous abstract] [next abstract]