Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Frank D. (1992) The influence of feeding conditions on food provisioning of chicks in Common Terns Sterna hirundo nesting in the German Wadden Sea. ARDEA 80 (1): 45-55
Van 1984 tot 1986 werd in drie kolonies met Visdiefjes Sterna hirundo in het Jade-estuarium, gelegen in het Duitse deel van de Waddenzee, onderzoek verricht naar de voedselsamenstelling van de kuikens en de frequentie waarmee de ouders met voer naar de jongen terugkeerden. Twee kolonies (Augustgroden en Banter See) lagen op de kust van het vasteland, de derde kolonie lag op het Waddeneilandje Minsener Oldeoog. De samenstelling van de prooidierfauna in de foerageergebieden van de twee groepen sterns verschilde aanzienlijk. Ook waren er verschillen tussen de jaren. Dezelfde verschillen werden gevonden in het voedsel dat de ouders voor de kuikens aanvoerden. De sterns van Minsener Oldeoog voerden hun jongen vrijwel uitsluitend zeevis. In het menu van de sterns van de twee andere kolonies kwamen naast zeevis veel driedoornige stekelbaarzen Gasterosteus aculeatus voor. Deze werden gevangen in binnendijks gelegen slootjes en kanalen. De samenstelling van het voedsel varieerde met het getij en met de windkracht. Zo werden haringachtigen (Clupeidae) op Minsener Oldeoog het meest rond hoogwater gevoerd, zandspiering (Ammodytidae) daarentegen het meest rond laagwater. Op Augustgroden domineerde zeevis gedurende de periode voor laagwater, stekelbaarzen waren juist tijdens vloed en rond hoogwater de meest voorkomende prooien. Bij windsnelheden boven 6 m.s-1 werd in 1986, een goed voedseljaar, op Minsener Oldeoog relatief meer zandspiering aangevoerd dan bij lagere snelheden. Het aandeel haringachtigen daalde daarbij. In 1985, toen er minder vis voorkwam op zee, waren er geen aantoonbare verschillen. De frequentie waarmee de ouders met voer naar het nest terugkeerden, varieerde eveneens aanzienlijk, zowei tussen kolonies en jaren, als in relatie met het getij en met de windsnelheid. De sterns van Augustgroden en Banter See keerden gemiddeld vaker terug dan die van Minsener Oldeoog. In 1986 (veel voedsel) was de frequentie ook hoger dan in 1985, toen de voedselsituatie slecht was. De frequentie was het hoogst in de periode voor laagwater. In 1985 ging op Augustgroden de frequentie echter na laagwater omhoog, omdat de vogels na dit tijdstip overschakelden op stekelbaarzen. In 1985 nam op Minsener Oldeoog de frequentie bij windsnelheden groter dan 6 m.s- 1 af. In 1986 was dat niet het geval Op Augustgroden was er in geen van de twee jaren een significant verschil Omdat sterns van Augustgroden en Banter See bij ongunstige foerageeromstandigheden in de Waddenzee kunnen switchen naar binnendijks gelegen slootjes en kanalen met stekelbaarzen, is de voedselsituatie voor deze sterns in het algemeen beter dan voor de sterns op Minsener Oldeoog. Dit uit zich in een lagere kuikensterfte op het vasteland. Aangenomen wordt dat daardoor de vogels plaatstrouw blijven aan de kwelders van Augustgroden, niettegenstaande het feit dat de kwelders kans lopen tijdens het broedseizoen door zeewater overspoeld te raken.


[close window] [previous abstract] [next abstract]