Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Meissner W., Karlionova N. & Pinchuk P. (2011) Fuelling rates by spring-staging Ruffs Philomachus pugnax in southern Belarus. ARDEA 99 (2): 147-155
In de vloedvlaktes van de Pripyatrivier in het zuiden van Belarus (Wit-Rusland) worden in het voorjaar concentraties van wel 30.000 Kemphanen Philomachus pugnax gevonden. De Kemphanen bouwen hier lichaamsreserves op voordat ze hun trek naar het noorden voortzetten. Gedurende acht jaar (2001–2008) bepaalden de auteurs tussen eind maart en half mei het lichaamsgewicht van in totaal 5.375 Kemphanen gevangen nabij Turov, gelegen in de het centrale stroomgebied van de Pripyat. De steekproef bevatte 2.839 volwassen mannetjes, 342 mannetjes in hun tweede kalenderjaar (geboren in het vorige seizoen en na de eerste winter in Afrika nu op weg naar het noorden), 2.058 volwassen vrouwtjes en 136 tweede kalenderjaar vrouwtjes. Elk jaar namen de gewichten tijdens de verblijfsperiode gestaag toe. Deze toename was echter niet constant. De auteurs vonden een vrij abrupte versnelling van de gewichtstoename in het laatste deel van het seizoen. De datum van dit omslagpunt in de snelheid van opvetten was gemiddeld 24 april voor de mannetjes, maar varieerde sterk tussen jaren. Voor de vrouwtjes viel dit omslagpunt later (op gemiddeld 3 mei). De datum was ook minder variabel tussen de jaren dan bij de mannetjes. De gewichtstoename van volwassen mannetjes was in de eerste fase gemiddeld 1,1 gram per dag, later 2,4 gram per dag. De gewichtstoename van jonge mannetjes was 0,4 gram per dag voor de omslag, daarna 1,7 gram per dag. Volwassen vrouwtjes namen in de eerste fase gemiddeld 0,6 gram per dag toe, daarna 1,2 gram per dag. Voor jonge vrouwtjes kon geen significante gewichtstoename worden vastgesteld. De snelheid van opvetten varieerde tussen jaren. Naarmate het waterniveau in het voorjaar hoger was, lag de snelheid van opvetten bij vrouwtjes lager. Bij mannetjes werd dit verband niet gevonden. De auteurs denken dat mannetjes minder afhankelijk zijn van het waterniveau dan vrouwtjes, doordat ze, dankzij hun langere poten, in dieper water kunnen foerageren. Schattingen van de afstanden die kunnen worden afgelegd met de opgeslagen reserves, suggereren dat volwassen mannetjes en vrouwtjes op zijn minst de broedgebieden in westelijk Siberië in een non-stop vlucht kunnen bereiken, behalve in de jaren met hogere waterniveaus. De auteurs concluderen dat de midden-Pripyat waarschijnlijk de laatste pleisterplaats is voor de meeste Kemphanen die dit gebied aandoen op weg naar de broedgebieden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]