Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Praus L, Hegemann A. Tieleman B.I & Weidinger K. (2014) Predators and predation rates of Skylark Alauda arvensis and Woodlark Lullula arborea nests in a semi-natural area in The Netherlands. ARDEA 102 (1): 87-94
Predatie is een van de belangrijkste oorzaken van nestverliezen, vooral bij vogels met open nesten. Toch is er betrekkelijk weinig directe evidentie welke predatoren waar, hoe en wanneer toeslaan. In deze studie staan Boomleeuwerik Lullula arborea en Veldleeuwerik Alauda arvensis centraal. Beide soorten broeden op de grond in open terrein, maar de Boomleeuwerik doet dat bij voorkeur in de buurt van boomopslag, terwijl de Veldleeuwerik juist bomen en struiken mijdt. Het Aekingerzand op de grens van Friesland en Drenthe, een open heidegebied met een afwisseling van grazige en zandige delen, herbergt een forse dichtheid van beide soorten. In mei–juli 2012 werden hier 58 nesten van de Veldleeuwerik en 40 nesten van de Boomleeuwerik opgespoord. Bij een willekeurige steekproef uit deze nesten werd een gecamoufleerde videocamera bijgeplaatst, waarmee de lotgevallen van het nest non-stop werden geregistreerd. De overige nesten fungeerden als controle. Beide sets van nesten werden volgens een zelfde schema gecontroleerd. Op deze wijze werd een antwoord gezocht op de vraag of de keuze van een nestplek van invloed is op soortspecifieke kwetsbaarheid voor predatie. Het nestsucces van Veldleeuweriken, berekend met de Mayfield-methode, kwam uit op 33%, tegen 22% voor Boomleeuweriken. Bij beide soorten was predatie voor het gros van de verliezen verantwoordelijk. De videocamera’s lieten zien dat Vossen Vulpes vulpes de belangrijkste predator van de nesten van de Veldleeuwerik waren (altijd ‘s nachts), terwijl dat bij nesten van de Boomleeuwerik Zwarte Kraaien Corvus corone waren (overdag). Jongen die dood in het nest werden aangetroffen, waren vermoedelijk indirect slachtoffer van predatie geworden, doordat de ouder(s) waren gepredeerd. Er werden geen aanwijzingen gevonden dat de plaatsing van camera’s bij nesten, noch de daaropvolgende controles van de camera’s, hebben geleid tot een stijging van de predatiekans. Hoewel de steekproef aan de kleine kant was (en voornamelijk nesten met jongen betrof) en het onderzoek slechts één broedseizoen omvatte, lijkt het erop dat Veld- en Boomleeuweriken specifieke predatoren hebben, geassocieerd met het type van de nestplaats: respectievelijk open terrein met Vossen en halfopen terrein met Zwarte Kraaien. Een grotere steekproef zou uitsluitsel moeten geven of dit verschil reëel is, en of het ieder jaar in dezelfde mate optreedt. Immers, de dynamiek van predatoren en hun invloed op de slagingskans van leeuweriknesten hangen nauw samen met de talrijkheid van hun hoofdprooi (in het geval van Vossen: muizen).


[close window] [previous abstract] [next abstract]