Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Graveland J. (1998) Reed die-back, water level management and the decline of the Great Reed Warbler Acrocephalus arundinaceus in The Netherlands. ARDEA 86 (2): 187-201
Sommige in Afrika overwinterende moerasvogelsoorten nemen in Midden- en West-Europa sterk in aantal af. Een belangrijke vraag is in hoeverre deze aantalvermindering wordt veroorzaakt door verlies aan wetlands in Afrika of door verslechterde omstandigheden in de broedgebieden. In veel Europese landen wordt een sterke achteruitgang gemeld van de omvang van rietvelden, die vooral wordt toegeschreven aan het verminderen van natuurlijke fluctuaties van het waterpeil (met een hoog winter- en een laag zomerpeil) en aan eutrofiering. Deze processen leiden tot een ophoping van organisch materiaal in de rietkraag, waar riet slecht tegen kan. De afname van waterriet begint aan de waterzijde van een rietkraag, en staat los van het verlies aan rietvelden door bebouwing, drooglegging van moeras en dergelijke. Onnatuurlijke waterpeilen en eutrofiering kenmerken de meeste Nederlandse wateren. Onderzocht werd welke eisen nestelende Grote Karekieten Acrocephalus arundinaceus aan het riet stellen, en hoeveel geschikt riet nog aanwezig is in vergelijking met het verleden. De Grote Karekiet werd gekozen, omdat deze soort sterk is afgenomen en minder afhankelijk lijkt van wetlands in het overwinteringgebied dan bij voorbeeld de Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus. De nestplaatskeuze van de Grote Karekiet werd vergeleken met die van de zeer talrijke Kleine Karekiet Acrocephalus scirpaceus, een soort met vergelijkbare biotoopeisen. Grote Karekieten verkozen wat zwaarder riet dan Kleine Karekieten, maar de aanwezigheid van dit riet was niet beperkend voor de Grote Karekiet. Grote Karekieten broedden echter, in tegenstelling tot Kleine Karekieten, bijna uitsluitend in riet dat in het water stond (waterriet). Juist het areaal van dit type riet is sterk in omvang achteruitgegaan. Vitaal waterriet bleek vooral te staan op plaatsen waar door op- en afwaaiing nog peilfluctuaties voorkwamen, zoals de Randmeren en de oost- en noordoevers van grote laagveenplassen. Waterriet vormt het eerste stadium in de successie van een rietmoeras. Het verlies van waterriet zal daarom op wat langere termijn gevolgen hebben voor de gehele moerasvogelgemeenschap. Herstel van de natuurlijke waterpeildynamiek lijkt de meest effectieve maatregel om waterrietkragen te behouden en te herstellen, maar dit herstel staat op gespannen voet met de eisen die de moderne landbouw en waterbeheerders stellen aan het waterpeil. Met de discussie over een mogelijk herstel van de natuurlijke peildynamiek in Nederland is onlangs een begin gemaakt.


[close window] [previous abstract] [next abstract]