Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Veit R.R. (1999) Behavioural responses by foraging Petrels to swarms of Antarctic Krill Euphausia superba. ARDEA 87 (1): 41-50
Om te kunnen begrijpen hoe de verspreiding van zeevogels op zee samenhangt met het voedselaanbod, is een goede kennis van de (soortspecifieke) foerageerstrategieën belangrijk. Tot dusverre zijn er nog maar weinig pogingen gedaan om het foerageergedrag van vogels op open zee gedetailleerd te bestuderen, en daardoor is onze kennis op dit vlak nog uitermate beperkt. Weinig onderzoekers zijn in staat geweest om de verspreiding van zeevogels en het voedselaanbod van de vogels tegelijkertijd te meten en vervolgens succesvol met elkaar in verband te brengen. Onvoldoende kennis van het menu van zeevogels, vooral de voedselkeuze buiten de broedtijd, en problemen bij de interpretatie van gegevens, zoals de vertaling van 'aanwezige biomassa' naar 'beschikbare voedselvoorkomens' staan heldere resultaten dikwijls in de weg. In dit artikel wordt getracht het foerageergedrag van zes stormvogelachtigen, de Kaapse Duif Daption capense, Grijze Stormvogel Fulmarus glacialoides, Noordelijke Reuzenstormvogel Macronectes halli, Zuidelijke Reuzenstormvogel M. giganteus, Blauwe Stormvogel Halobaena caerulea, en het Gewone Duikstormvogeltje Pelecanoides urinatrix exsul, die alle krill Euphausia superba als belangrijke component in hun menu hebben, in verband te brengen met de aanwezigheid van krillzwermen rond South Georgia (zuidelijke Atlantische Oceaan). Verondersteld wordt dat deze vogels hun gedrag aanpassen wanneer zij voedsel ontdekken. Aanvankelijk zullen de zich in rechte lijn verplaatsende zeevogels hooguit afbuigen naar of gaan cirkelen boven plekken met potentieel geschikte voedselzwermen ('area restriced search '). Omdat krillzwermen vaak dicht bijeen voorkomen, hebben cirkelende vogels na het ontdekken van een eerste krillzwerm, ook al is die ongeschikt als voedselbron, een verhoogde kans op het vinden van meer zwermen. Een tweede veronderstelling is dat zeevogels in de omgeving van geschikte prooivoorkomens veel vaker zwemmend, watertrappend of duikend voorkomen. Dergelijke gedragsveranderingen zouden dus aanwijzingen kunnen geven over het voedselaanbod in de onmiddellijke omgeving. De gedragsveranderingen van foeragerende stormvogels werden gemeten door individuele vogels te volgen. Bij drie soorten, de Kaapse Duif en de beide reuzenstormvogels, werd een duidelijk verband gevonden tussen krillvoorkomens en het voorkomen van veelvuldig van koers veranderende vogels. De Kaapse Duif werd in de omgeving van krillzwermen ook veel meer zwemmend en watertrappend waargenomen dan op grote afstand ervan. Een systematische registratie van het gedrag van zeevogels tijdens zeevogeltellingen vanaf schepen zou dus belangrijke, zij het indirecte, informatie over de voedselbeschikbaarheid kunnen verschaffen. Niet alleen wanneer tijdens dergelijke surveys het voedselaanbod niet tegelijkertijd gemeten kan worden, maar ook tijdens tellingen waarbij dat wel gebeurt, is dergelijke informatie van belang.


[close window] [previous abstract] [next abstract]