Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Paiva V.H., Ramos J.A., Machado D., Penha-Lopes G., Bouslama M.F., Dias N., Nielsen S. (2006) Importance of marine prey to growth of estuarine tern chicks: evidence from an energetic balance model. ARDEA 94 (2): 241-255
De Europese populaties van de Dwergstern Sterna albifrons staan onder druk, onder meer als gevolg van verstoring van de nesten door intensieve recreatie langs de kusten van dit continent. In Portugal is recent een opmerkelijke verschuiving in broedverspreiding opgetreden, namelijk van drukke zandstranden naar zoutpannen (‘salinas’), een kunstmatig habitat om zout te winnen. De sterns kunnen hier relatief rustig broeden. Tegenover het voordeel van een geringere kans op verstoring staat echter dat de afstand van de voedselvluchten naar zee langer is. De vogels kunnen echter ook voedsel zoeken in de zoutpannen. Er is weinig bekend of de prooien die er voorkomen, voldoen aan de voedingseisen van de opgroeiende jongen. Om dit te onderzoeken werd in de Algarve, Portugal, een kolonie Dwergsterns in een van de zoutpannen geselecteerd, waar gedurende twee seizoenen het door de ouders aangebrachte voedsel en de groei van de jongen werden geregistreerd. Hiertoe werden jaarlijks 12 nesten (aantal jongen gemiddeld 2,3) met gaas afgeschermd, zodat de jongen gemakkelijk te vinden waren om te wegen. Uit waarnemingen bij de nesten bleek dat uit zee kleine vissen werden aangebracht, vooral koornaarvissen Atherina spp., Sardien Sardina pilchardus en Geep Belone belone. De zoutpannen leverden vissen op – vooral Fundulus spp. – en garnalen (Paleomonetes spp. en Paleomon spp.). De zoutpannen waren voedselrijk. De ouders waren dan ook sneller terug bij het nest met een prooi uit de zoutpannen dan wanneer ze naar zee vlogen om te vissen. Maar de prooien uit de zoutpannen bleken aanzienlijk kleiner dan de aangebrachte zeevissen, waardoor ze als voedsel voor jongen minder aantrekkelijk bleken. Het kostte 16 minuten om een garnaal van 42 mg uit de zoutpan te halen, terwijl een Sardien van gemiddeld 380 mg in 23 minuten uit zee werd gehaald. Mede op basis van het gewicht en de energetische waarde van de prooitypes werd een theoretisch model opgesteld dat een schatting maakt van de hoeveelheid energie die de kuikens tijdens het opgroeien binnenkregen, en hoeveel daarvan voor lichaamsgroei beschikbaar was. Dit model vormde een onderbouwing voor het grote belang van zeevissen voor de jonge sterns. Het liet zien dat zonder zeevissen sternkuikens amper in staat waren een voldoende uitvlieggewicht te bereiken. Vooral de jongste, kleinste kuikens in een nest bleken gevoelig voor de kwaliteit van het aangebrachte voedsel: het theoretisch model voorspelde dat bij het ontbreken van zeevissen een aanzienlijke groeiachterstand zou ontstaan. Deze voorspelling werd ondersteund door de waarneming dat veel van de jongste kuikens in het nest verhongerden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]