Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Rogers K.G. & Piersma T. (2005) Monitoring vital rates of a migrant shorebird population: the case of ‘wilsternetted’ Eurasian Golden Plovers. ARDEA 93 (1): 65-77
De laatste 25 jaar is het vangen van Goudplevieren (‘wilsters’) Pluvialis apricaria met een ‘wilsternet’ niet langer een jachtmethode, maar een manier om meer over deze vogels te weten te komen. In aansluiting op het voorafgaande artikel, waarin veranderingen over 50 jaar in overleving en populatiegrootte van de in Nederland doortrekkende Goudplevieren worden geanalyseerd, geven we hier een antwoord op de vraag of we met de huidige vanginspanning op een doeltreffende manier de vinger aan de pols van de Nederlandse populatie Goudplevieren kunnen houden. In tegenstelling tot veel kuststeltlopers is het voor de wijdverspreid in het binnenland voorkomende steltlopersoorten, zoals Goudplevieren, vrijwel ondoenlijk om via jaarlijkse tellingen de grootte van de populatie bij te houden. Het is niet zonder meer duidelijk dat met het vangen en ringen van 2000-3000 Goudplevieren per jaar de populatie wel goed kan worden gevolgd, omdat (1) er de laatste jaren vrijwel geen terugmeldingen meer komen van buiten Nederland (waarschijnlijk een gevolg van een verminderde jachtdruk en het niet langer insturen van ringwaarnemingen door Franse en Spaanse jagers) en (2) de kans om een geringde Goudplevier terug te vangen zo klein is (ca. 0,25%). Met behulp van simulaties en het relatief gebruiksvriendelijke computerprogramma ‘MARK’ voor het schatten van overleving, terugvangkansen en aanwas hebben wij onderzocht of het mogelijk is om met de huidige vanginspanning de demografische veranderingen bij Goudplevieren ook in de toekomst te volgen. Wij zijn daarbij uitgegaan van driejaarlijkse perioden voor het volgen van de overleving. De simulaties laten zien dat bij een terugvangkans van 0,25% en de vangst van 3000 nieuw te ringen Goudplevieren per jaar, een totale verandering van 5% in de jaarlijkse overleving binnen zes jaar (d.w.z. over twee driejaarlijkse perioden) aangetoond kan worden en met een kans van tweederde zelfs binnen een periode van drie jaar. Vervolgens hebben we de geschiktheid van de voorgestelde wijze van monitoren van de populatie getoetst aan de bestaande ring- en terugmeldingsgegevens (1950-2001). Het bleek dat er retrospectief goede schattingen gemaakt konden worden van de veranderingen in overleving, terugvangkansen en aanwas. Wij komen tot de conclusie dat met het jaarlijks vangen en ringen en het op leeftijd brengen van 2500 Goudplevieren (en liefst 500 meer) eventuele veranderingen in aanwas, overleving en populatiegrootte snel opgespoord en gedocumenteerd kunnen worden. De inspanningen van de ‘wilsterflappers’ vormen dus een uitstekende methode om het wel en wee van een belangrijke en kenmerkende vogelsoort van de Noord- en West-Nederlandse graslandgebieden te volgen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]