Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Baeyens G. (1981) The role of the sexes in territory defence in the Magpie (Pica pica). ARDEA 69 (1): 69-82
Gedurende 5 jaar werd een onderzoek verricht naar het territoriaal gedrag van gemerkte eksterbroedparen. Eksterterritoria zijn gemiddeld 6 ha groot en worden het gehele jaar tegen buurparen en tegen niet-broeders verdedigd. De territoriumgrenzen waren gemakkelijk op te sporen aangezien ze meestal langs bomenrijen, houtwallen, straten en andere landschapsbakens gelegen waren. Op vaste plaatsen langs deze grenzen kwamen buurparen geregeld met elkaar tot agonistische confrontaties. Ze drongen echter zelden elkaars territorium binnen, en als ze het deden, gebeurde het over korte afstanden. Een voerplaats op minder dan 25 m van de grens werd nog wel bezocht door het+ naburige territoriale paar; werd de voerplaats op meer dan 50 m van de grens aangeboden, dan bleven grensoverschrijdingen achterwege (Tabel 1). Aangezien sommige gedeelten van het studiegebied niet bewoond werden door territoriale eksters,hadden sommige paren een stuk 'niemandsland' naast zich (Fig. 5). Ook in dat geval was het territorium duidelijk begrensd en werd de grens nauwelijks overschreden (Tabel 2). Niet-broeders, meestal juveniele, ongepaarde eksters, trokken vaak in groepjes rond, door niemandsland en door territoriaal gebied. In 't laatste geval werden ze aangevallen door de territoriumbezitters, doch niet steeds in gelijke mate. De variatie in territoriale agressie werd gemeten in 1) niet-experimentele situaties, 2) bij voerplaatsen, waardoor niet-broeders binnen de territoria werden gelokt, en 3) door een tamme ekster in een kooitje binnen het territorium aan te bieden (Fig. 1). De territoriale agressie varieerde met de verwantschap tussen territoriumbezitters en niet-broeders, met de afstand tot het nest, met de seizoenen, en met de sekse en het gedrag van de indringers. De eigen jongen werden de eerste zomer na uitvliegen nooit aangevallen, vreemde juvenielen wel (Tabel 3). Indringers die tot minder dan 50 m van het nest kwamen, werden vaker en langer aangevallen dan indringers die zich op grotere afstand bevonden (Tabel 4 en 8, Fig. 5). De neiging om indringers uit het territorium te verjagen was minder sterk in de ruitijd (zomer) dan in andere tijden van het jaar (Fig. 4 en Tabel 5). Indringers die een nest inspecteerden of agressief vertoon gaven in 'verzamelingen' werden eerder aangevallen dan indringers die foerageerden of uitrustten (Tabel 7). Reeds bij de eerste kooiproeven kreeg ik de indruk dat territoriumbezitters hun agressie voornamelijk richtten op indringers van hetzelfde geslacht. Een nader onderzoek werd ingesteld naar de territoriale agressie in relatie tot het geslacht van territoriumeigenaars en indringers. In het algemeen besteedde het mannetje van een territoriaal paar meer tijd aan verdedigend gedrag dan het wijfje (Fig. 6). Ook nam meestal het mannetje het initiatief tot verjagingen. Nochtans verschilde zijn gedrag naargelang het een mannelijke of een vrouwelijke indringer betrof. Wanneer bij een voerplaats een gelijk aantal mannelijke en vrouwelijke indringers stonden te eten, richtte het mannetje zijn agressie vooral op de andere mannetjes. Bij de vrouwtjes is van een dergelijke keuze nauwelijks sprake. Wanneer een mannelijke of een vrouwelijke soortgenoot ineen kooitje wordt aangeboden, richtte vooral het mannetje zijn agressie voornamelijk tegen indringers van hetzelfde geslacht: een vrouwtje in een kooi werd fel aangevallen door het territoriale vrouwtje, doch niet of in mindere mate door het territoriale mannetje (Tabel 9 en 10). Agressie tegen de gekooide soortgenoot werd meestal ingezet door de territoriumeigenaar met hetzelfde geslacht als de gekooide ekster (Tabel 11). Wanneer een tam mannetje en een tam vrouwtje tegelijkertijd werden aangeboden doch elk in een aparte kooi, dan richtten de territoriale vogels hun aanval het meest op de indringer van gelijk geslacht (Tabel 13). Mannetjes waren bovendien eerder geneigd hun partner in agressieve interacties te assisteren wanneer zij een mannetje aanvielen dan wanneer zij een vrouwtje aanvielen (Tabel 12). Bij de ontmoeting van een indringer van het tegenovergestelde geslacht bleef soms niet alleen de agressie achterwege, doch vond ook balts plaats. Territoriale mannetjes baltsten tegen vrouwelijke indringers en territoriale wijfjes lieten zich de balts van mannelijke indringers welgevallen. Balts met een niet-broeder leidde tot paarvorming wanneer het territoriale individu op dat moment ongepaard was. Ik zou dan ook willen vooropstellen dat het voor een territoriaal mannetje een zeker voordeel kan opleveren om vreemde vrouwtjes niet uit zijn territorium te verjagen. Het voordeel zou kunnen bestaan uit de verwerving van een extra bevruchting, of van een extra wijfje, en misschien bespoedigt hij aldus de vervanging van zijn partner als dat nodig mocht zijn. Een dergelijk voordeel zou echter ook gelden voor wijfjes, indien zij vreemde mannetjes zouden tolereren. Toch zijn wijfjes haast even agressief tegen mannelijke als tegen vrouwelijke indringers. Misschien vormt de agressie van wijfjes tegen mannetjes een beveiliging tegen 'ontrouwe bevruchters'. Een eksterwijfje moet tijdens het broeden door haar mannetje worden gevoerd, en heeft daarna zijn hulp nodig bij het grootbrengen van de jongen. Zij zou groot nadeel lijden indien ze zich liet bevruchten door een mannetje dat haar vervolgens in de steek zou laten aangezien eksterwijfjes in een broedseizoen slechts een beperkt aantal eieren kunnen vormen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]