Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Bossema I. & Roemers E. (1985) Mating strategy, including mate choice, in Mallards. ARDEA 73 (2): 147-157
In deze studie wordt getracht een kwantitatieve beschrijving te leveren van enige aspecten van het voortplantingsgedrag van mannelijke en vrouwelijke Wilde Eenden. Voorts wordt getracht verschillen in dit opzicht tussen de geslachten te verklaren uit verschillen in ouderlijke investering. Daartoe werd het gedrag van individuele leden van een vaste populatie Wilde Eenden bestudeerd van oktober 1982 tot februari 1983. Bij woerden heeft de gepaarde staat geen invloed op de neigingen om deel te nemen aan groepsbalts en om de baltshandelingen Kophaal (GW), Kort-hoog-worden (HU) en Neer-op (DU) te vertonen. Gepaarde en ongepaarde woerden verschillen niet in het aantal wijfjes dat zij tijdens groepsbalts het hof maken. Bij wijfjes blijkt de gepaarde staat geen invloed te hebben op de mate waarin zij deelnemen aan groepsbalts, maar ongepaarde wijfjes zijn relatief meer geneigd om de baltshandelingen Nekzwemmen (NS) en Ophitsen (IN) te vertonen. Gepaarde wijfjes hitsen tijdens sociale balts bijna uitsluitend hun voortplantingspartners op. Bij gepaarde woerden heeft de rangpositie in de agonistische dominantie hidrarchie geen invloed op de neigingen tot deelname aan groepsbalts en om GW, HU en DU te vertonen. Bij ongepaarde woerden echter blijkt lage rang samen te gaan met een relatief sterke neiging om bovengenoemde baltshandelingen te vertonen. Een sterke paarband is geassocieerd met een relatief zwakke neiging tot deelname aan groepsbalts; tijdens deelname, echter, blijkt de kwaliteit van de paarband geen invloed te hebben op de mate waarin de eigen partner en andere wijfjes het hof worden gemaakt. Ongepaarde Wilde Eenden richten GW en HU (woerden) en het ophitsen (wijfjes) vooral op ongepaarde eenden. Bij gepaarde eenden komt opnieuw een paarband vormen weinig voor, maar enige vogels slagen erin om banden aan te knopen met een of meer andere eenden van het andere geslacht. Gegevens betreffende variatie in lichaamsgrootte, gepaarde staat, rangpositie en baltsactiviteit bij individuele woerden worden in verband gebracht met hun aantrekkelijkheid als potentidle voortplantingspartner. Grotere woerden zijn voor wijfjes aantrekkelijker dan kleine. Verder blijkt dat woerden die een relatief sterke neiging hebben om baltshandelingen op wijfjes te richten erg aantrekkelijk zijn. De andere onderzochte factoren blijken nauwelijks van invloed te zijn. De aantrekkelijkheid van wijfjes voor woerden wordt nauwelijks bennvloed door haar lichaamsgrootte, maar gepaarde staat en neiging tot ophitsen van woerden zijn in dit opzicht wel van belang. Woerden hebben een relatief sterke neiging om hun baltshandelingen te richten op ongepaarde wijfjes en zijn voorts geneigd om wijfjes die veel ophitsen, meer het hof te maken dan wijfjes die in dit opzicht minder actief zijn. De verschillen in mannelijke en vrouwelijke voortplantingsstrategie zijn functioneel begrijpelijk. Bij woerden is de productie van gameten relatief goedkoop. Voorts investeren woerden weinig in ouderzorg daar alleen de wijfjes broeden en de jongen verzorgen. Woerden verdedigen slechts hun paarpartner en dat maakt het mogelijk voor hen om tijd en energie te besteden aan pogingen die kunnen leiden tot het aanknopen van buitenechtelijke banden. Het lijkt waarschijnlijk dat deze losse banden voor woerden de kansen vergroten om snel een nieuwe paarband aan te kunnen gaan als de omstandigheden hiertoe nopen, en voorts om tot bevruchting te komen tijdens copulatiepogingen met hun buitenechtelijke wijfje(s). Bij Wilde Eenden zijn wijfjes om veel redenen sterk afhankelijk van hun partner. Het is niet in hun belang om de voordelen die zij van hun partner verkrijgen te delen met andere wijfjes. Wijfjes verdedigen hun paarband dan ook met veel energie, en zijn weinig geneigd buitenechtelijke banden aan te knopen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]