Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Newton I. (2024) Learning and social influence on bird migration. ARDEA 112 (2): 171-199
Verschillende aspecten van het trekgedrag van vogels, zoals de timing, richting en duur van de trek, hebben een genetische basis. Door persoonlijke ervaring of onder invloed van het gedrag van soortgenoten kan het trekpatroon worden verbeterd. Dit artikel geeft een overzicht van de verschillende aspecten van sociaal gedrag op de vogeltrek. Het gezamenlijk trekken van vogels heeft niet alleen voordelen bij het ontdekken van predatoren en het vinden van voedsel. Het kan ook energiebesparing opleveren (door in een speciale formatie te vliegen) en (tot wederzijds voordeel) leiden tot een grotere synchronisatie van individuele trekroutes. Als oude en jonge vogels samen trekken, kunnen de onervaren jongen leren van de ervaren oudere vogels, of ze nu verwant zijn of niet. Deze voordelen kunnen er zelfs toe leiden dat vogels van soorten die normaal solitair leven, in groepen of meer losse verbanden gaan trekken. Soorten als zwanen, ganzen en kraanvogels trekken als familieeenheid binnen grotere groepen, waardoor de jongen de trekroutes, tussenstops en overwinteringsgebieden van hun ouders leren. Overdag trekken sommige soorten alleen, andere doen dat in groepsverband. Nachtelijke trek wordt onderzocht met behulp van radar, hoogtemeters, andere kunstmatige verlichting, ‘moon-watching’ en door registratie van trekroepen. Sommige soorten trekken ’s nachts in groepen, net als overdag. Andere (ook vogels van solitair levende soorten) trekken dan in meer losse verbanden. Deze vormen zich zodra de vogels op de wieken gaan om te vertrekken. Door te roepen houden de vogels met elkaar contact. Zo kunnen ze informatie doorgeven over optimale richtingen, vlieghoogtes en andere aspecten. Soorten vertonen variatie in de mate waarin ze ’s nachts roepen. De frequentie van roepen neemt toe bij veranderingen, zoals bij opstijgen, landen, hoogteveranderingen en wanneer de vogels mistbanken binnenvliegen. Veel soorten vertonen specifiek gedrag voordat ze gaan trekken om het vertrek te synchroniseren van vogels die de geschikte conditie hebben bereikt. Individuele postduiven die op afstand van de til worden losgelaten, zijn in staat de weg naar de til terug te vinden, maar ieder ontwikkelt wel zijn eigen route daarheen. Wanneer twee duiven die hun eigen route hebben ontwikkeld, samen worden losgelaten, nemen ze of samen een tussenliggende route of volgt een van de twee die van de ander (de ‘leider’). Hoe groter het verschil in ervaring tussen de twee is, hoe groter de kans is dat de onervaren vogel de andere zal volgen. Door in groepen te trekken zal de nauwkeurigheid van de oriëntatie beter worden als de richting van de groep een gemiddelde is van de individuele vogels (‘veel fouten’ principe). Dit wordt ondersteund door experimenten met postduiven en blijkt ook uit waarnemingen aan wilde vogels. In het laatste geval vertoonden individuele vogels of kleine groepjes meer variatie in de trekrichting dan grotere groepen. Over het algemeen nam de spreidingsrichting af naarmate de groepsgrootte toenam. Individuele vogels profiteren dan van het sociaal contact met soortgenoten. Alle individuen hebben invloed op de uiteindelijke richting, al zullen ervaren vogels meer invloed hebben op de richting dan onervaren vogels, zoals is aangetoond in experimenten met postduiven en blijkt uit het volgen van groepen wilde ganzen tijdens de trek. Veldexperimenten hebben aangetoond dat vogels door soortgenoten worden beïnvloed in hun trekgedrag. Zelfs individuen van standvogelpopulaties kunnen soms worden aangezet tot trekken als ze worden losgelaten in gebieden waar trekkende individuen overheersen. Wanneer jonge vogels zonder volwassen individuen worden losgelaten, is de range waarin ze vliegen breder dan normaal. Sommige vogels volgen daarbij een minder optimale route. Door ganzen, zwanen of kraanvogels te trainen om achter ultralichte vliegtuigen te vliegen, zijn nieuwe trekroutes ontwikkeld en trekpopulaties opgebouwd in gebieden waarin ze waren verdwenen. Dergelijke experimenten illustreren het belang van sociale invloed op het trekgedrag van vogels. Er worden ten slotte voorstellen gedaan voor verder onderzoek om hiaten in onze kennis op te vullen en de sociale invloed op het trekgedrag van vogels beter te begrijpen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]