Ardea Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union |
Zwarts L., Bijlsma R.G, van der Kamp J. & Sikkema M. (2023) Distribution and numbers of arboreal birds between the hyper-arid Sahara and the hyper-humid Guinea forests. ARDEA 111 (1): 67-102 |
Dit artikel beschrijft de verspreiding van vijftig in bomen en struiken foeragerende vogelsoorten in de Sahel, hier opgevat als de brede overgangszone tussen de Sahara in het noorden en de bos- en regenrijke Guinea-zone 1600 km zuidelijker. Het onderzoek werd uitgevoerd tussen 2011 en 2019. Van deze 50 soorten zijn er 17 insectenetende trekvogels. De overige 33 zijn ‘lokale’ soorten, waarvan 20 zich voeden met insecten, 7 met vruchten en 6 met nectar. Alle gegevens werden verzameld tussen november en maart, overeenkomend met de droge periode in de Sahel. In de regentijd van juli tot september valt er minder dan 50 mm neerslag per jaar aan de zuidrand van de Sahara, maar dat loopt op naar meer dan 1500 mm in de Guinea-zone. Er bestond een duidelijke verband tussen de verspreiding van vogelsoorten en de jaarlijkse regenval. De meeste trekvogels werden in de relatief droge zone aangetroffen, de lokale vogels juist in de meer natte zone. Rekening houdend met de nauwe correlatie tussen regenval en boombedekking (meer bomen in regenrijke gebieden en vice versa) is dit verschil in verspreiding niet te zien binnen eenzelfde regenvalzone. De gegevens werden gebruikt om het totale aantal boombewonende vogels in deze regio te schatten. De betrouwbaarheid van deze schattingen werd getoetst door de populatiegrootte afzonderlijk te berekenen voor even en oneven telvakjes. Op basis van die exercitie konden de geschatte populatiegroottes als nauwkeurig worden betiteld. De insectenetende lokale vogels waren het talrijkst (547 miljoen), gevolgd door insectenetende trekvogels (326 miljoen), honingzuigers (272 miljoen) en lokale vogelsoorten die vruchten eten (177 miljoen). De twee meest voorkomende vogelsoorten waren insecteneters: Roestflankprinia Prinia subflava (128 miljoen) en Mekkercamaroptera Camaroptera brachyura (103 miljoen). Onder de trekvogels waren de drie meest voorkomende soorten Baardgrasmus Curruca iberiae + C. subalpina + C. cantillans (62 miljoen), Braamsluiper Curruca curruca (48 miljoen) en Bergfluiter Phylloscopus bonelli (30 miljoen). Sommige insectenetende trekvogels werden uitsluitend in de (semi-)aride zone vastgesteld (denk vooral aan soorten in de grasmusfamilie Curruca), andere juist alleen in de natte zone waar ze feitelijk aan de noordgrens van hun winterverspreiding zaten (zoals Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca en Orpheusspotvogel Hippolais polyglotta). |