Ardea Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union |
Zwarts L., Bijlsma R.G. & van der Kamp J. (2023) Selection by birds of shrub and tree species in the Sahel. ARDEA 111 (1): 143-174 |
In de Sahel, hier opgevat als de brede overgangszone tussen Sahara en natte tropische bossen verder naar het zuiden, komen nauwelijks bossen voor. Maar het gebied is bepaald niet arm aan bomen, integendeel. En wat nog opmerkelijker is: het struikgewas en de losstaande bomen zijn opvallend vogelrijk. Voor een groot deel bestaat de lokale vogelbevolking in de winter uit Afro-Palearctische trekvogels, waaronder soorten die in het broedgebied juist in aaneengesloten bossen voorkomen. Dit artikel beschrijft welke bomen en struiken worden geselecteerd door 14 insectivore trekvogels en 18 Afro-tropische vogelsoorten (10 insectivoren, 3 frugivoren en 5 nectarivoren) op basis van een gestratificeerde inventarisatie van de gehele Sahel. In totaal werden 760.000 bomen en struiken op naam gebracht (304 soorten). Van elk boom en struik apart werden hoogte en breedte gemeten. Met die gegevens werd vervolgens het oppervlak van elke boom uitgerekend, de zogenaamde kroonbedekking. Vogels werden afzonderlijk geregistreerd per boom/struik. Van de vogels was 99,5% geconcentreerd in slechts 41 soorten bomen/struiken. Voor 20 van de 32 vogelsoorten was Faidherbia albida, een acacia, de meest benutte boomsoort. Twee andere belangrijke bomen waren Acacia tortilis en de Woestijndadel Balanites aegyptiaca, die het vaakst werden gebruikt door respectievelijk zeven en zes vogelsoorten. In deze drie boomsoorten, tezamen goed voor slechts 11% van de totale kroonbedekking, werden 89% van de Bergfluiters Phylloscopus bonelli waargenomen en 77% van de Baardgrasmussen Curruca iberiae + subalpina + cantillans. Vogelsoorten die zich vooral in struiken ophielden werden in grotere diversiteit van bomen en struiken gezien dan soorten die bij voorkeur in (hoge) boomkronen foerageerden. De hoogste vogeldichtheden (80–160 vogels/ha kroon) werden aangetroffen in drie houtige soorten met een beperkte verspreiding in de zuidelijke Sahara en de noordelijke Sahel: de bessendragende Tandenborstelboom Salvadora persica, de doornige struik Capparis decidua en de kleine boom Maerua crassifolia. Andere vogelrijke boomsoorten waren zonder uitzondering doornig (Balanites aegyptiaca, diverse soorten acacia’s en Ziziphus). 27% van de totale kroonbedekking kwam voor rekening van slechts vijf algemene soorten: Cashew Anacardium occidentale, Anogeissus leiocarpus, Combretum glutinosum, Guiera senegalensis en Karitéboom Vitellaria paradoxa, maar deze boomsoorten werden zelden door foeragerende vogels bezocht. Sterker nog, negen insectenetende soorten werden er nooit in aangetroffen. Honingzuigers waren geconcentreerd in een beperkt aantal bloeiende bomen, fruiteters in een klein aantal vruchtdragende soorten. Insectenetende vogels beperkten zich grotendeels tot doornige boomsoorten, vermoedelijk vanwege de aanwezigheid van rupsen en motten. In de Sahel is niet de totale bosbedekking sec van belang voor vogels, maar de aanwezigheid van specifieke boomsoorten. Deze bevinding heeft belangrijke implicaties voor uitspraken over de geschiktheid van het gebied voor vogels in de winter. Satellietbeelden die een algemene toename of afname van bosvegetatie laten zien, zeggen in dat opzicht niet zo veel. Het gaat namelijk om wélke bomen toe- of afnemen. Het voorkomen van bomen en struiken in de Sahel hangt in sterke mate af van de jaarlijkse regenval, maar wordt mede bepaald door de plaatselijke bevolking die selectief soorten kapt én aanplant. De gevolgen voor vogels zijn enorm. Faidherbia albida, de belangrijkste boom voor een aantal trekvogelsoorten in de Sahel, wordt door de plaatselijke bevolking zeer gewaardeerd (en dus aangeplant of gespaard) en staat vrijwel uitsluitend op boerenland. Anderzijds zijn cashewplantages buitengewoon vogelarm en betekent de snelle uitbreiding daarvan sinds 1980 een groot habitatverlies voor trek-, maar vooral voor lokale vogels. Ook de wijdverbreide en door de lokale bevolking gekoesterde Karitéboom heeft een negatieve invloed op het voorkomen van insectenetende trekvogels. |